Consumenten overminderd positief over Nederlandse agri- en foodsectoren
Uit het jaarlijkse onderzoek van de Wageningen universiteit blijkt dat de consumenten onverminderd positief blijven over de Nederlandse Agri- en foodsectoren.
Nieuws - 29 maart 2023
Dinsdag organiseerde LTO een netwerkbijeenkomst in Den Haag. Onder meer de Vlaamse stikstofminister Zuhal Demir sprak daar, evenals LNV minister Piet Adema en diverse deelnemers aan de onderhandeltafel van het Landbouwakkoord. LTO voorzitter Sjaak van der Tak opende de middag met onderstaande welkomstspeech.
Beste aanwezigen, geachte relaties, collega’s, vrienden: welkom! Van harte welkom. We vinden het een eer dat u hier vanmiddag aanwezig bent op deze bijeenkomst van LTO.
Deze middag staat in het teken van de toekomst van de Nederlandse land- en tuinbouw. En – als het gaat over de Nederlandse land- en tuinbouw – dan gaat het in praktijk al snel over problemen. Over knelpunten, dilemma’s en opgaven. Wat mij betreft zouden we in het maatschappelijk debat én in de politiek wel wat vaker stil mogen staan bij hoezeer onze agrarische sector een sector is om trots op te zijn. En laat ik, bij de start van deze bijeenkomst, nou ook maar eens helder uitspreken hoe trots ik erop ben dat ik me voor deze sector in mag zetten. Trots en van waarde vanwege de kwaliteit aan producten: voedsel. Eten van topkwaliteit. Betrouwbaar, gezond, betaalbaar en lekker.
Trots en van waarde, ook vanwege het feit dat de agrarische sector de drager is, de beheerder, van ruimte, van grond en landschappen in Nederland. Er is misschien wel geen land ter wereld dat zozeer een voedselland is als het onze! Ons land heeft letterlijk en figuurlijk haar vorm gekregen dankzij voedselproductie in onze vruchtbare delta. Voedselproductie zit in het DNA van onze landschappen – van de Hollandse veenweiden tot de Zeeuwse polders. Nederland landbouwland. Willen we dat Nederland ook in de toekomst een land blijft waarbij voedselproducenten de primaire drager en beheerder van ons landschap blijven, of willen we de weg inslaan van een urbane metropool die haar voedselproductie naar het buitenland verplaatst?
Als derde ben ik trots op – en van waarde is – onze sector vanwege haar innovatiekracht. Wereldwijd wordt er naar Nederland gekeken als het gaat over kennis en innovatie in de land- en tuinbouw en de glastuinbouw, de fruitteelt. Met bewondering wordt in Europa gekeken naar onze agrarische en agro-infrastructuur – van primaire productie tot universitair vermogen. Er is geen land ter wereld waar de voedselproductie aan zulke hoge duurzaamheidsnormen voldoet als het onze. Of het nu gaat over productie- of klimaat-efficiency, over dierenwelzijn: wij produceren langs de strengste normen. En ook dat is ‘work in progress’. De innovatie staat echt niet stil, maar hij ligt wel stil. Wanneer wordt innovatie weer een belangrijke motor in onze land- en tuinbouw?
Dames en heren, wij beseffen als geen ander dat we voor een transitie staan. Om bij te dragen op het gebied van natuur en stikstof, klimaat en dierenwelzijn. En, ja: we beseffen dat de manier waarop we in ons land voedsel produceren er over, pakweg, vijftien jaar anders zal uitzien dan hoe we dat vandaag de dag doen. In alle ledenavonden die ik tot nu toe bezocht heb, is mijn ervaring dat er in onze sector een groot draagvlak is om die toekomstrichting in te slaan.
Momenteel zijn we druk bezig met het uitwerken van een landbouwakkoord. Deels is dat ook een kwestie van achterstallig onderhoud. De laatste keer dat er in Nederland met alle sectoren is gesproken over de toekomst, over ontwikkelrichtingen, over groei en over grenzen aan die groei, is pakweg 20, 30 jaar geleden – onder Gerrit Braks. De verkenning van een landbouwakkoord is, kortom, waardevol. Bijna los van de vraag of we er uiteindelijk in gaan slagen om een landbouwakkoord met elkaar te sluiten. De vraag is – letterlijk en figuurlijk – hoe we onze boeren en tuinders waarde voor de toekomst gunnen.
De oorlog in Oekraïne heeft ons geconfronteerd met het besef hoe kwetsbaar voedselproductie is, zelfs op het Europese continent. De vraag of partijen tot een graandeal zouden komen, ging hand in hand met scenario’s waarin grote voedseltekorten dreigden op te treden. Dat besef – het besef van hoe kwetsbaar onze voedselproductie in essentie is – is een thema dat wat mij betreft grovelijk onderschat wordt. Kijk naar Europa. De Europese Unie is bedolven onder visies, strategieën, richtlijnen en verordeningen – maar een Europese voedselvisie ontbreekt. Maar door toenemende droogte en klimaatverandering gaan oogsten vaker verloren. Binnen dat perspectief ligt Nederland op een optimale breedtegraad om ook in de komende decennia de Europese interne markt van voedsel te blijven voorzien. Maar beleid dat rekening houdt met dát besef ontbreekt volledig. Binnen de Europese interne markt is Nederland een voedselproducent van onmisbare waarde. Verreweg het grootste deel van onze nationale export is gericht op de Europese markt, het merendeel van onze export gaat naar onze directe buurlanden, de helft gaat naar Duitsland, 80% van alle export wordt afgezet binnen een straal van 650 kilometer. Feitelijk is dat gewoon regionale afzet. Maar in Nederland kan er amper een volwassen debat over gevoerd worden zonder dat het “export-spook” tevoorschijn wordt gehaald.
Dames en heren, ik bedoel niet te zeggen dat een transitie in ons voedselsysteem de verkeerde weg is. Die transitie staat niet ter discussie. Maar wat wel ter discussie staat, is hoe we die transitie vormgeven. Bewegen we ons naar een toekomstbestendige landbouw op zo’n manier dat boeren dat mee kunnen maken? Doen we dat op zo’n manier dat boerengezinsbedrijven en tuinders-gezinsbedrijven daarin mee kunnen komen? Bieden we ze opties, perspectief, tijd en ruimte om de bocht te nemen? Of kiezen we voor dwang, pressie, onteigening, onhaalbaar hoge doelen op onhaalbaar korte termijnen? Dat is de vraag waar het nu echt over gaat – en dat is de vraag die op dit moment op tafel ligt bij het landbouwakkoord. Niet : WAT… is de richting die we inslaan, maar HOE… gaan we die transitie vormgeven?
Is de politiek oprecht bereid om bij het vormgeven van haar nieuwe natuur-, milieu- en klimaatbeleid écht rekening te houden met de financiële, sociale, culturele, psychologische en mentale belangen van boeren en tuinders in het vitale platteland van Nederland? Met de uitslag van de PS-verkiezingen heeft de samenleving stevig ingegrepen op hoe die vraag beantwoord dient te worden. Ik lees de uitkomst van de verkiezingen ook en vooral als een oproep om niet over-de-rug-van, maar hand-in-hand-met boeren en tuinders te werken aan het landbouwbeleid van de toekomst. Voor LTO staat als een paal boven water dat een koerswijziging noodzakelijk is om het stikstofbeleid zo te herontwerpen dat dit op meer maatschappelijk draagvlak kan rekenen, en op meer steun en begrip vanuit de agrarische sector. Het kan niet meer zonder koerswijziging, niet in de provincies, niet in de Eerste Kamer en niet op het Nederlandse platteland.
Dames en heren, LTO was, is en blijft bereid om met maatschappelijke partners en het kabinet tot een landbouwakkoord te komen. Maar – laat ik daar heel helder over zijn – dat is geen kwestie van ‘tekenen bij het kruisje’. Onze inzet voor een landbouwakkoord is op basis van haalbaarheid en redelijkheid, met oog voor de menselijke maat, met ruimte voor blijvers om te kiezen voor een goede toekomst… Daaraan wil LTO onverminderd meewerken. Echter, dat gaan we niet bereiken als de huidige kaders in beton gegoten blijven. Als het kabinet daadwerkelijk gericht is op het sluiten van een landbouwakkoord, dan zal zij ook bereid moeten zijn om opnieuw naar de kaders en randvoorwaarden te kijken. LTO heeft inmiddels duidelijk op tafel gelegd welke grenzen daarbij voor ons relevant zijn. Daarbij houden we consequent vast aan het doeljaar van 2035 zoals dat ook nu in de wet staat. LTO wil beleid dat primair gericht is op ondernemers die willen innoveren, extensiveren, verplaatsen of een omslag willen maken in hun bedrijfsvoering. Die regelingen moeten gelijktijdig gepubliceerd worden met regelingen voor stoppers. Daarvoor zal significant meer budget noodzakelijk zijn dan waarin nu voorzien is. Orde van grootte: tussen de 8 en 10 miljard euro. LTO wil dat toekomstige beperkingen in het landgebruik, daar waar die aan de orde zijn, niet gepaard gaan met nieuwe instrumenten – ik noem landschapsgrond – waarvoor iedere planologische meerwaarde ontbreekt. Wij willen, bovenal, ik kan het niet vaak genoeg benadrukken, dat er zicht komt op een oplossing van de PAS-melders en interimmers. Het is een dure politieke plicht om mensen die totaal buiten hun eigen schuld illegaal zijn geworden, zo snel mogelijk weer te legaliseren. En – tenslotte – wij willen van het kabinet de toezegging dat, als partijen met elkaar tot een landbouwakkoord komen, dat we dan als sector ook weten waar we aan toe zijn voor de komende jaren.
De Nederlandse landbouw is geen duizend-dingen-doekje dat je onbeperkt uit kunt wringen zonder dat het zijn absorberend vermogen verliest. LTO is bereid om een afspraak te maken, maar dan is een afspraak ook een afspraak.
Dames en heren, er komt veel op ons af. In tijden van onzekerheid is de valkuil groot om de luiken te sluiten. Om je terug te trekken in het eigen gelijk. Maar juist dan is het van belang om de luiken open te gooien; om over eigen grenzen heen te kijken… En dat is precies wat we deze middag met elkaar gaan doen. We kijken letterlijk over onze eigen grenzen heen – met de bijdrage van minister mevrouw Demir waarin ze ons meeneemt in de aanpak van het stikstofbeleid in Vlaanderen. En we kijken figuurlijk over eigen grenzen heen, in panelgesprekken. Ik ben verheugd met het feit dat alle stakeholders die daarbij betrokken zijn hier vanmiddag in deze zaal aanwezig zijn. Ik wens u een boeiend programma toe, een leerzame gedachtewisseling, en een aangename borrel.
Dank u wel !
—
Uit het jaarlijkse onderzoek van de Wageningen universiteit blijkt dat de consumenten onverminderd positief blijven over de Nederlandse Agri- en foodsectoren.
Vandaag presenteert de SER een advies over het toekomstbestendig maken van de blauw groene sectoren voor de toekomst. In dit advies ziet LTO een duidelijke visie voor de toekomst van onze groenblauwe sectoren.
Vorige week bracht een groep vertegenwoordigers van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) en verschillende andere belanghebbenden een bezoek aan het fruitbedrijf van Cees Masteling in Marknesse.
Het beperken van de regeldruk en de stapeling van regels is een van de speerpunten van de vakgroep Multifunctionele Landbouw (MFL).